Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [24]Maar nu heb ik u geschreven, dat gij u niet zult vermengen, [namelijk] indien iemand, [25]een broeder genaamd zijnde, een hoereerder is, of een gierigaard, of [26]een afgodendienaar, of een lasteraar, of een dronkaard, of een rover; dat gij met zodanig een ook niet [27]zult eten. 24. Dat is, heb nodig geacht u te schrijven, opdat gij mij wel verstaat. 25. Dat is, voor een lidmaat der gemeente gehouden en gekend wordt, gelijk de Christenen doorgaans in de Handelingen der apostelen, en de brieven, broeders genaamd worden, gelijk ook Christus van deze kerketucht alzo spreekt; Matth.18:15. 26. Dat de Christenen alsdan zich ook somwijlen in afgoderij verliepen, blijkt hfdst.10 vs.20; Openb.2:14,20. 27. Dat is, zult geen gemeenzame en openbare onderlinge vriendschap met zulken onderhouden, opdat zij zich mogen schamen. Zie 2 Thess.3:14; 2 Joh.:10. Anderszins verbiedt de apostel niet, dat van man en vrouw, ouders en kinderen en dergelijke, de burgerlijke gemeenschap [waar de wet der natuur en zeden de mensen aan verbindt] zelfs met zodanigen onderhouden worde; alzo de kerkelijke tucht dezulken maar ontbloot van de gemeenschap die Christenen als Christenen, zo in het geestelijke als in het wereldlijke, eigen hebben; niet waarmede zij als mensen of burgers in het algemeen aan elkander verbonden zijn.